Van Aristoteles tot aan Freud, al eeuwenlang zijn mensen gefascineerd door de paling. Het dier maakt in zijn leven spectaculaire metamorfoses mee, leeft in zowel zoet- als zoutwater en weet over duizenden kilometers de weg terug te vinden naar zijn geboortegrond.
Het gaat echter heel erg slecht met dit bijzondere dier. Hij wordt ernstig met uitsterven bedreigd. Toch mag er nog altijd op de paling gevist worden en verdwijnen miljoenen babypalingen (glasalen) in ‘kwekerijen’ waar ze worden vetgemest en gedood. In de overvolle kwekerijen hebben de dieren geen enkele ruimte voor hun natuurlijke gedrag en het dierenleed is zeer ernstig. Nederland is kampioen palingleed: ze is de grootste palingvisser én -kweker van Europa.
Wie is de paling?
De Europese paling (Anguilla anguilla) is een slangachtige vis met een lange rugvin. In Nederland tref je hem vooral in binnenwateren, zoals in het IJsselmeer en in rivieren. Hij leeft graag in z’n eentje verscholen in de modder en gaat vooral ’s nachts op pad om te jagen op allerlei waterdieren, zoals kreeftjes, schelpdieren en vissen. Daarbij maakt hij gebruik van zijn uitstekende reukvermogen. Bovendien kan hij een stuk over land voortbewegen en daar wormen en slakken eten. Hij ademt dan via zijn huid.
Volwassen palingen worden zo’n 60-80 centimeter lang en wegen ongeveer 1 à 2 kg. Ze worden zo’n 15-20 jaar oud, maar er zijn gevallen bekend van palingen die wel 85 jaar oud werden. De oudste paling die we kennen, zou zelfs 155 jaar zijn geworden.1 We weten dat palingen met elkaar communiceren door onder andere gebruik te maken van geuren.2
Een heel bijzonder leven
Het leven van de paling begint in de Sargassozee, nabij Bermuda en Noord-Amerika. Althans daar gaan we vanuit. Na een eeuwenlange zoektocht concludeerden wetenschappers in de jaren 30 van de vorige eeuw dat dit de plek moet zijn waar de voortplanting plaatsvindt en de eitjes uitkomen. Maar nog niemand heeft palingen hier ooit zien paaien (paren).
De larfjes die uit de eitjes komen, zijn transparant en hebben de vorm van piepkleine wilgenblaadjes. Ze laten zich meevoeren met de golfstromen en komen na ongeveer twee jaar aan voor de kust van Europa. Daar ondergaat het larfje zijn eerste metamorfose en krijgt hij de vorm van een piepklein transparant palinkje: de glasaal. Hij wisselt het zoute water in voor zoetwater, terwijl hij zijn opmars maakt de binnenwateren in, van Nederland tot aan Scandinavië en van Spanje tot aan Turkije.
De glasaal groeit, krijgt een donkerdere kleur, krijgt tanden en komt nu in het ‘juveniele stadium’. Hij kiest een gebied waar hij zich thuis voelt en ontwikkelt zich daar verder. Nu noemen we hem rode aal. Pas in dit stadium wordt zijn geslacht bepaald, afhankelijk van zijn leefomgeving.3 Dit stadium kan wel 20 jaar duren.
En dan op een dag besluit de aal dat het tijd is om zich voort te planten. Niemand weet precies wat het is dat het dier dit doet besluiten, maar de gevolgen zijn dramatisch. Weer maakt hij een grote metamorfose door: hij wordt vet, krijgt grote ogen, zilverkleurige flanken en een witachtige buik. Hij wordt nu ook wel ‘schieraal’ genoemd. Zijn lichaam past zich weer aan zoutwater aan en maakt zich klaar voor de reis terug naar zijn geboorteplaats: duizenden kilometers verderop in de Sargassozee.
De reis is een uitputtingsslag en kan maanden tot wel een jaar duren.4 Hij eet niet, zijn verteringsstelsel verschrompelt en hij wordt geslachtsrijp. Hoe het dier precies weet waar het heen moet zwemmen is nog een mysterie, maar waarschijnlijk maakt het gebruik van magnetische velden.5 Daar in de Sargassozee paait hij en sterft vervolgens. Al is dit, zoals gezegd, nooit waargenomen.
Eeuwenlang mysterie
In de Oudheid veronderstelde de Griekse filosoof Aristoteles dat palingen spontaan uit de modder ontstonden. Niemand had immers de voortplanting waargenomen noch had iemand het geslacht van een paling kunnen bepalen. De beroemde psychoanalyticus Freud zocht eeuwen later naarstig naar een paling met mannelijke geslachtsorganen, maar tevergeefs. De geslachtsorganen komen pas duidelijk tot uiting in het laatste levensstadium tijdens de reis terug naar de Sargassozee.
Jacht op een ernstig bedreigde diersoort
Het gaat heel erg slecht met de paling. Al ruim 90% van het aantal dieren dat er vijftig jaar geleden zwom, is verdwenen. Dat komt onder andere door visserij, vervuiling, hinder om de rivieren op en af te zwemmen door onder andere gemalen, sluizen en dammen, verdwijnen van leefgebieden en klimaatverandering. Wetenschappers van het International Council for the Exploration of the Sea (ICES) adviseren daarom jaar op jaar te stoppen met alle menselijke impact, waaronder de palingvisserij, om het dier van uitsterven te redden.6
Nederland kampioen palingleed
Toch is de vangst nog altijd toegestaan. Nederland is bovendien de grootste palingvisserij van Europa en vangt jaarlijks zo’n 600.000 volwassen palingen, onder andere uit het IJsselmeer. In plaats van de paling te redden, is Nederland de afgelopen jaren zelfs meer gaan vangen: in 2022 zo’n 200.000 dieren meer dan tien jaar geleden.7 Dieren worden doorgaans gevangen met fuiken: vallen van netten die langere tijd in het water worden geplaatst.
Daarnaast is Nederland tevens de grootste ‘palingkweker’ en is zo verantwoordelijk voor de vangst van miljoenen glasalen (babypalingen) voor de kust van Frankrijk. Deze aaltjes verdwijnen in zogenoemde ‘palingkwekerijen’, waar ze worden vetgemest en gedood. Het woord ‘kwekerij’ is eigenlijk onjuist, want de paling wil zich niet voortplanten in gevangenschap. Het gaat om het vetmesten van uit het wild gevangen palingen.
De vangst van glasalen gaat gepaard met ernstige dierenwelzijnsproblemen. Velen sterven door verdrukking in de netten of aan boord.8 Veel anderen raken gewond: hun huid en hun slijmlaag raken beschadigd en de dieren ervaren veel stress. Ook sterven glasaaltjes tijdens transport naar Nederland.
Buiten de legale vangst legt ook de illegale vangst en smokkel van glasalen naar landen buiten de EU een nog grotere druk op de paling. Naar schatting worden er jaarlijks miljoenen glasalen gesmokkeld vanuit Europa.9
Met duizenden op elkaar gepropt
Er bestaan vrijwel geen regels die het welzijn van vissen in een kwekerij beschermen. Het dierenleed is doorgaans dan ook ernstig. In een palinghouderij (‘kwekerij’) wordt de van nature solitaire paling met duizenden bij elkaar in overvolle betonnen bakken geplaatst. Er is geen enkele mogelijkheid om te schuilen en de dieren vertonen afwijkend, verstoord gedrag.10
Er is maar weinig onderzoek gedaan naar het welzijn van de miljoenen palingen in de houderijen en de bedrijven hoeven geen meldingen te doen over ziekte en sterfte. Duidelijk is dat de dieren lijden aan stress, ziektes en parasieten, agressie onder elkaar, verwondingen en dat er veel dieren voortijdig sterven.10
Jong sterven
Na enkele jaren in een bak te hebben geleefd worden de dieren geslacht. In het wild kan een paling makkelijk 20 jaar worden, maar in de houderijen wordt het dier niet ouder dan 3 jaar.
Sinds juli 2018 moeten palingen in Nederland – als enige vissoort – verdoofd worden voor de slacht. Dat gebeurt met een elektrische stroom. Voorheen werden de dieren in een zoutbad, soms vermengd met ijs, gegooid. Het zout brandt hun slijmlaag en huid weg en heeft extreem lijden tot wel 25 minuten tot gevolg, waarna de dieren bij bewustzijn worden opengesneden. Dit is inmiddels verboden voor Nederlandse palinghouders en vissers, maar amateurvissers mogen deze gruwelijke methode nog altijd toepassen. Echter, er is zeer weinig controle op de verdoving voor de slacht bij houderijen en al eerder stuurden wij de minister een brandbrief over bedrijven die zich niet aan de verplichte verdoving hielden.
Honderden vissen sterven voor 1 paling
De paling is een vleesetende soort en in de kwekerijen krijgen de dieren voer dat voornamelijk afkomstig is van op zee gevangen vissen. Voor 1 kg gekweekte paling is gemiddeld bijna 2 kg uit het wild gevangen vissen nodig.11 Een vreselijke verspilling, zeker als je weet dat 90% van de wilde vis die in vismeel en -olie, waarvan het voer gemaakt is, verdwijnt ook geschikt is voor directe menselijke consumptie.12
Omdat dit veelal kleinere vissoorten zijn, sterven er honderden vissen om één paling in een kwekerij te voeden. Dit is niet duurzaam en leidt tot dierenleed op een zeer grote schaal. De uit het wild gevangen vissen lijden doorgaans tijdens de vangst en de slacht. Vaak worden de dieren lange tijd in netten door het water gesleept, waarin ze verdrukt raken. Beland aan boord sterven ze vaak een langzame dood door verstikking of worden bij vol bewustzijn opengesneden.10